Examples of using "égal" in a sentence and their dutch translations:
- Het maakt me niet uit.
- Ik vind het niet erg.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat maakt mij niet uit.
Dat maakt mij niets uit.
Zeven min twee is vijf.
- Drie maal vijf is vijftien.
- 3 vermenigvuldigd met 5 is 15.
- Dat zal me een worst zijn.
- Mij maakt het niet uit.
- Dat maakt mij niets uit.
- Dat kan mij niets schelen.
- Het kan me niet schelen.
- Het maakt me niet uit.
- Het interesseert me niet.
Dat zal me een worst zijn.
Mij om het even.
- Mij maakt het niet uit wat de mensen zeggen.
- Het interesseert me niet wat de mensen zeggen.
Eén plus twee is gelijk aan drie.
Een dollar is gelijk aan honderd dollarcent.
Iedereen heeft het recht op gelijke verloning, zonder discriminatie.
Drie keer vier is twaalf.
Het maakt mij niet uit of hij wel of niet komt.
Ik vind het niet erg om om zes uur op te staan.
toen de wereld zoveel veiliger, schoner en gelijker leek.
- Het kan me geen barst schelen.
- Dat zal me een worst zijn.
- Het maakt me helemaal niks uit.
- Eén plus twee is gelijk aan drie.
- Eén en twee is drie.
- Eén plus twee is drie.
Het maakt mij niet uit of hij wel of niet komt.
Het kwadraat van de hypotenusa is gelijk aan de som van de kwadraten van de twee andere zijden.
- Het maakt me helemaal niks uit.
- Het interesseert me helemaal niet.
Ik zou er niet om geven.