Examples of using "Tumor" in a sentence and their dutch translations:
De tumor groeit.
Tom had een hersentumor.
Ik heb een hersentumor.
Het gezwel was goedaardig.
Een tumor van de hypofyse kan hypopituïtarisme veroorzaken.
Een tumor van de hypofyse kan hypopituïtarisme veroorzaken.
Tom heeft een goedaardige tumor in zijn linkerlong.