Examples of using "Told" in a sentence and their dutch translations:
de keizer hem.
Niemand heeft me dat verteld.
Hij heeft mij alles verteld.
- Ik zei het je toch.
- Ik heb het je toch gezegd.
Ze zei het haar.
Wie heeft het aan Tom verteld?
We hebben het iedereen verteld.
Tom had het Maria moeten zeggen.
- Ik heb het Tom al verteld.
- Dat heb ik Tom al gezegd.
- Ik had het u moeten vertellen.
- Ik had het je moeten vertellen.
Tom heeft me alles verteld.
Helaas heeft niemand ons dat verteld.
- Ze heeft het me gisteren verteld.
- Dat heeft ze me gisteren verteld.
Ik heb het haar nog niet verteld.
En ik vertelde hem:
Hij zei tegen zijn troepen:
Hij heeft mij alles verteld.
Ik heb je alles verteld.
Tom heeft me alles verteld.
Wie heeft je dat gezegd?
Doe wat men je zegt.
Ze vertelden me alles.
Heb je het hem verteld?
Ik heb het hem al verteld.
Emily vertelde de waarheid.
- Hij heeft de waarheid verteld.
- Hij vertelde de waarheid.
Ik had het je moeten vertellen.
Hebben ze het hem gezegd?
- Dat heeft hij haar verteld.
- Hij heeft haar dat verteld.
Het is zij, die het mij gezegd heeft.
Hij heeft nog nooit een leugen verteld.
Je had me dat gisteren moeten vertellen.
- Je had haar de waarheid moeten vertellen.
- Je had de waarheid moeten zeggen.
Misschien had ik het je beter kunnen zeggen.
- Dat had je me eerder moeten vertellen.
- Dat had je me eerder moeten zeggen.
Tom zei me dat hij had gewonnen.
Ze vertelden ons dat ze zouden meewerken.
- Je had het ons gewoon kunnen vertellen.
- U had het ons gewoon kunnen vertellen.
- Jullie hadden het ons gewoon kunnen vertellen.
- Je had het ons gewoon kunnen zeggen.
- U had het ons gewoon kunnen zeggen.
- Jullie hadden het ons gewoon kunnen zeggen.
Tom zei me dat hij Frans sprak.
Tom zei tegen iedereen dat hij uitgeput was.
Hij kan niet hebben gelogen.
Ik heb hem gezegd wat hij moest doen.
- Dat had u me wel eerder kunnen zeggen.
- Dat had je me wel eerder kunnen zeggen.
- Tom zei me dat hij Frans sprak.
- Tom zei me dat hij Frans spreekt.
heeft hij me de zijne verteld.
Hij zei tegen het Spaanse volk:
Raad eens wat hij me heeft verteld.
Hij vertelde me de waarheid.
Tom vertelde me zijn geheim.
Ik vertelde aan Tom wat er gebeurd was.
Hij loog tegen ons.
Ik heb altijd de waarheid gezegd.
Ik heb het al tegen mijn ouders gezegd.
Uiteindelijk vertelde Tom de waarheid.
Hij vertelde haar veel leugens.
- Wie heeft jou over mij verteld?
- Wie heeft u over mij verteld?
Dat heb ik Tom al gezegd.
Je hebt het me zelf verteld.
Wat heb je Tom verteld?
Tom heeft me dat vandaag verteld.
Ik heb hen erover verteld.
Je hebt een andere leugen verteld.
Ik heb het je dikwijls gezegd.
Doe wat men je zegt.