Examples of using "Lung" in a sentence and their dutch translations:
Hoe zeg je "long"?
Roken veroorzaakt longkanker.
Hij heeft longkanker.
- Hij heeft longkanker.
- U heeft longkanker.
- Ze heeft longkanker.
Hij is gestorven aan longkanker.
Hoe zeg je "long"?
Hij sterft aan longkanker.
Mijn vader stierf aan longkanker.
Hij heeft uitzaaiingen in de long.
Mijn oom stierf aan longkanker.
Ik heb een halve long met fibrose...
De chirurg opereerde haar voor longkanker.
Die man is vorige week aan longkanker gestorven.
Tom heeft een goedaardige tumor in zijn linkerlong.
Ondanks het feit dat hij een niet-roker is kreeg hij longkanker.
De artsen geloofden dat de frisse berglucht de beste behandeling tegen longziektes zou bieden.