Examples of using "Immunity" in a sentence and their dutch translations:
Tom heeft immuniteit.
Ik heb immuniteit.
Hij heeft immuniteit.
Parlementaire immuniteit is een omstreden zaak.
En niemand heeft er dus immuniteit voor.
Ik ben een epidemioloog. Toen ik hoorde over het Britse coronavirusplan voor "kudde-immuniteit", dacht ik dat het satire was.