Examples of using "Fault" in a sentence and their dutch translations:
Het is niet mijn schuld!
Het is niet mijn schuld!
- Mijn schuld.
- Mijn eigen schuld.
Het is jouw schuld.
- Mijn fout.
- Mijn schuld.
Dat was niet mijn schuld.
- Het is allemaal jouw schuld.
- Het is allemaal uw schuld.
- Het is allemaal jullie schuld.
Dat is jouw eigen schuld.
- Het is niet mijn schuld!
- Het is niet mijn schuld, hoor.
Dat is hun schuld niet.
Het is niet mijn schuld!
Het is allemaal mijn schuld.
Het is niet mijn schuld!
Wiens schuld is het?
Het is jouw schuld.
Dat is mijn fout.
Dat was niet mijn schuld.
Het is allemaal jouw schuld.
- Het was niet mijn schuld.
- Het was mijn schuld niet.
Dat is mijn fout.
over de politieke breuklijnen heen.
Het is niet mijn schuld!
- Het is jouw schuld.
- Het is jullie schuld.
- Het is helemaal mijn schuld.
- Het is helemaal mijn fout.
Dat was niet mijn schuld.
Dat is niet de fout van Jack.
Het was niet mijn schuld.
Wiens schuld was dat?
Dat is jouw eigen schuld.
Eigenlijk is het uw fout.
Mijn grote schuld.
Mijn eigen schuld.
Het is niet jouw schuld.
Is het niet de schuld van Tom?
Dat is mijn fout.
Ze heeft altijd wel wat op hem aan te merken.
Ik zweer dat het niet mijn fout is.
Sorry. Het is allemaal mijn schuld.
Het is altijd de schuld van andere mensen.
in wezen onze eigen schuld is.
Het was allemaal onze schuld.
Het was zijn eigen schuld.
- Dit is allemaal jouw fout.
- Het is allemaal jouw schuld.
- Dit is allemaal jouw schuld.
- Dit is allemaal jullie schuld.
Het ongeluk was niet zijn schuld.
Het was niet helemaal mijn schuld.
Het ongeluk is niet jouw schuld.
Ik vermoed dat het mijn schuld is.
Wat er gebeurde was niet Toms schuld.
Het is mijn schuld, niet de jouwe.
Was dat echt jouw fout?
Tom zei dat het jouw fout was.
Dat is niet de fout van Jack.
- De afwezigen hebben altijd ongelijk.
- Afwezigen hebben altijd ongelijk.
- Mijn schuld.
- Mijn eigen schuld.
- Hij is onbeleefd.
- Hij is onbeschoft.
Hij heeft zijn fout erkend.
Ik zweer dat het niet mijn fout was.
Het is niet jouw schuld, geen zorgen.
Ze heeft altijd wel wat op hem aan te merken.
Tom zei dat het jouw fout was.
Niets van al dit is jouw fout.
- Is het jouw of onze schuld?
- Is het uw of onze schuld?
Ze heeft altijd aanmerkingen op mij.