Translation of "'we" in Portuguese

0.023 sec.

Examples of using "'we" in a sentence and their portuguese translations:

- We spraken.
- We praatten.
- We hebben gepraat.

- Conversamos.
- Nós conversamos.

- Kennen we jullie?
- Kennen we je?
- Kennen we jou?
- Kennen we u?

- Nós te conhecemos?
- Nós conhecemos você?
- Nós conhecemos vocês?

- We hebben gevonden wat we zochten.
- Wat we zochten, hebben we gevonden.

Encontramos o que estávamos procurando.

We weten wat we willen.

- Nós sabemos o que queremos.
- Nós sabemos o que nós queremos.
- Sabemos o que nós queremos.
- Sabemos o que queremos.

- We ontbijten.
- We hebben ontbijt.

- Estamos tomando café da manhã.
- Estamos aproveitando o café da manhã.
- Estamos tendo café da manhã.

- We hielden ons stil.
- We hebben ons stil gehouden.
- We zwegen.
- We hebben gezwegen.

Ficamos quietos.

- Kom, we zijn weg.
- We moeten gaan.
- Laten we gaan!

Vamos!

- Zakken we weg?
- Zijn we aan het zinken?
- Zinken we?

Estamos nos afogando?

- We zijn beschikbaar!
- We zijn vrij!

- Estamos livres!
- Somos livres!

- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.

É melhor irmos embora.

- We willen gerechtigheid.
- We willen rechtvaardigheid.

Nós queremos justiça.

- We eisen gerechtigheid.
- We eisen rechtvaardigheid.

- Queremos justiça!
- Nós queremos justiça!

- We overleefden.
- We hebben het overleefd!

- Nós sobrevivemos!
- Sobrevivemos!

- We beloofden.
- We hebben het beloofd.

- Prometemos.
- Nós prometemos.

- We zullen dansen.
- We gaan dansen.

- Dançaremos.
- Nós dançaremos.
- Nós vamos dançar.

- We zullen winnen.
- We winnen wel.

- Venceremos.
- Nós venceremos.

- We overleefden.
- We hebben het overleefd.

- Sobrevivemos.
- Nós sobrevivemos.

- We zijn studenten.
- We zijn leerlingen.

Nós somos estudantes.

We willen blijven wat we zijn.

Queremos continuar sendo o que somos.

- Kennen we je?
- Kennen we jou?

Nós te conhecemos?

- We hadden plezier.
- We hadden lol.

Nós tivemos um bom tempo.

- We zijn er!
- We zijn hier.

- Estamos aqui!
- Nós estamos aqui.

- We zijn verloren.
- We zijn verdwaald.

- Estamos perdidos.
- Estamos perdidas.

- We missen jullie.
- We missen je.

- Nós sentimos saudades de você.
- Sentimos saudades de você,
- Nós estamos com saudade de você.
- Estamos com saudade de você.

- Dat snappen we.
- Dat begrijpen we.

- Entendemo-lo.
- Nós o entendemos.

- We rouwen.
- We zijn in rouw.

- Estamos de luto.
- Nós estamos de luto.

- Beginnen we eraan?
- Zullen we beginnen?

Começamos?

- We zijn er.
- We zijn hier.

Nós estamos aqui.

- Laten we doen alsof we buitenaardse wezens zijn.
- Laten we doen alsof we vreemdelingen zijn.

Vamos fingir que somos alienígenas.

We gaan.

Vamos a isto!

We spreken.

Nós falamos.

We komen.

Nós estamos vindo.

We lachten.

Nós rimos.

We onthouden.

- Lembramos.
- Nós lembramos.
- Nós estamos lembrados.
- Nós nos lembramos.

We capituleerden.

- Nos rendemos.
- Nós nos rendemos.

We wachtten.

- Esperamos.
- Nós esperamos.

We wonnen.

- Vencemos.
- Nós vencemos.

We overdreven.

Nós exageramos.

We proberen.

- Tentamos.
- Nós tentamos.

We beginnen!

- Vamos começar.
- Comecemos!

We sliepen.

Nós dormimos.

We huilen.

Estamos chorando.

Bestaan we?

Existimos?

Gaan we?

Vamos embora?

We leven.

Nós vivemos.

We ontbijten.

Estamos tomando café da manhã.

We rennen.

Nós corremos.

We weten wat we zijn, maar niet wat we kunnen zijn.

Nós sabemos o que somos, mas não o que poderíamos ser.

- Laten we honkbal spelen.
- Laten we honkballen.
- Laten we honkbal spelen!

Vamos jogar beisebol.

- We huurden het appartement.
- We huurden de flat.
- We verhuurden het appartement.
- We verhuurden de flat.

Nós alugamos o apartamento.

We moeten zorgen dat we beneden komen.

Temos de descobrir uma forma de chegar a ela.

Dus we gaan vechten? Daar gaan we.

Decidiu lutar? Vamos a isto.

We gaan verder... ...zo ver we komen.

Podemos seguir em frente e tentar continuar.

Moeten we springen? Of gaan we abseilen?

Vamos saltar? Ou vamos fazer rappel?

Laten we zien wat we kunnen vinden.

Vamos entrar e ver o que encontramos.

- We hebben niets gezien.
- We zagen niets.

- Não vimos nada.
- Nós não vimos nada.

- We hebben elkaar gekust.
- We kusten elkaar.

- A gente se beijou.
- Nós nos beijamos.
- Nós beijamos um ao outro.
- Beijamo-nos.

- We hebben Engels gestudeerd.
- We studeerden Engels.

Estudamos inglês.

Gisteren hebben we gezondigd, vandaag betalen we.

Ontem pecamos, hoje pagamos.

- Kom, we zijn weg.
- Laten we gaan.

Vamos!

- We zijn aan het zinken.
- We zinken.

Nós estamos afundando.

Laten we doen alsof we buitenlanders zijn.

- Vamos fingir que somos alienígenas.
- Vamos fingir que somos estrangeiros.

- We kanoden stroomafwaarts.
- We zijn stroomafwaarts gekanood.

Nós fomos de canoa rio abaixo.

- We hebben gewandeld.
- We zijn gaan lopen.

Fomos a pé.

- We dronken.
- We waren aan het drinken.

Nós estávamos bebendo.

- We waren aan het studeren.
- We studeerden.

Estávamos estudando.

- Kom, we zijn weg.
- Laten we gaan!

- Vamos!
- Vamos lá!

- We hebben Frans geleerd.
- We leerde Frans.

Nós aprendemos francês.

- We dansen.
- We zijn aan het dansen.

- Estamos dançando.
- Nós estamos dançando.

- We hielpen Tom.
- We hebben Tom geholpen.

Nós ajudamos o Tom.

- Kunnen we gaan zitten?
- Mogen we zitten?

Poderíamos sentar?

- Laten we honkbal spelen.
- Laten we honkballen.

- Vamos jogar baseball!
- Vamos jogar beisebol.

- We zijn te laat.
- We hebben vertraging.

- Chegamos tarde.
- A gente chegou tarde.

- Laten we gaan eten.
- Laten we eten.

Comamos.

- We wachtten.
- We waren aan het wachten.

Nós estávamos esperando.

- Laten we honkbal spelen!
- Laten we honkballen!

- Vamos jogar baseball!
- Vamos jogar beisebol.

- Hier zijn we dan.
- Hier zijn we!

- Estamos aqui!
- Aqui estamos!
- Eis-nos aqui!

- We zijn aan het werken.
- We werken.

Estamos trabalhando.

- We hebben Corfu bezocht.
- We bezochten Corfu.

Visitamos Corfu.

We zijn gelukkiger nu we gescheiden zijn.

Estamos mais felizes agora que nos divorciamos.

Als we het mis hebben... ...erkennen we dat en corrigeren we dat.

Se estivermos equivocados, iremos reconhecê-lo e corrigi-lo.

- Waar zien we elkaar?
- Waar ontmoeten we elkaar?
- Waar spreken we af?

Onde nos encontramos?

- Laten we vliegers oplaten.
- Laten we gaan kiten.
- Laten we gaan vliegeren.

Vamos empinar pipa.