Translation of "Gingen" in German

- Ze gingen naar het westen.
- Ze gingen westwaarts.

Sie waren nach Westen unterwegs.

- We gingen honkbal spelen.
- We gingen baseball spelen.

Wir gehen gerade Baseballspielen.

- Ze gingen Tom schieten.
- Ze gingen Tom doodschieten.

Sie wollten Tom erschießen.

Jaren gingen voorbij.

Jahre vergingen.

Zij gingen vissen.

- Sie gingen fischen.
- Sie gingen angeln.

Zij gingen samen.

Sie gingen gemeinsam.

Ze gingen surfen.

Sie gingen wellenreiten.

Alle telefoons gingen.

Sämtliche Telefone klingelten.

Wij gingen skiën.

- Wir sind Schi fahren gegangen.
- Wir sind Ski fahren gegangen.

Sommigen gingen te voet, anderen gingen met de fiets.

Einige gingen zu Fuß, andere fuhren mit dem Fahrrad.

Tien dagen gingen voorbij.

- Zehn Tage vergingen.
- Zehn Tage gingen vorbei.

Vele jaren gingen voorbij.

Viele Jahre gingen vorüber.

We gingen naar Gifu.

Wir gingen nach Gifu.

Drie weken gingen voorbij.

- Es vergingen drei Wochen.
- Drei Wochen vergingen.

We gingen kleiduiven schieten.

Wir gingen zum Tontaubenschießen.

Ze gingen langzaam vooruit.

Sie bewegten sich langsam vorwärts.

Ze gingen samen schaatsen.

- Sie gingen zusammen Schlittschuh laufen.
- Die waren zusammen Schlittschuh laufen.

We gingen naar Boston.

- Wir gingen nach Boston.
- Wir sind nach Boston gegangen.
- Wir fuhren nach Boston.
- Wir sind nach Boston gefahren.

We gingen naar Barcelona.

- Wir gingen nach Barcelona.
- Wir fuhren nach Barcelona.
- Wir sind nach Barcelona gegangen.
- Wir sind nach Barcelona gefahren.

Ze gingen gisteren vissen.

Sie sind gestern angeln gegangen.

Wij gingen naar een pizzeria terwijl zij naar de bioscoop gingen.

Wir sind in eine Pizzeria, sie indessen ins Kino gegangen.

We gingen aan het werk.

Wir haben mit dem Bauen begonnen.

Ze gingen er allemaal naartoe.

Sie sind alle dorthin gegangen.

Plots gingen de lichten uit.

Auf einmal gingen die Lichter aus.

Plots gingen alle lichten uit.

Plötzlich gingen alle Lichter aus.

We gingen naar het strand.

Wir gingen zum Strand.

Veel Italianen gingen naar Australië.

Viele Italiener gingen nach Australien.

We gingen sneller dan gewoonlijk.

Wir gingen schneller als üblich.

Ze gingen het bos in.

Sie betraten den Wald.

Ze gingen naar de dierentuin.

Sie sind in den Zoo gegangen.

We gingen skiën in Canada.

Wir gingen in Kanada Ski fahren.

Tom en Mary gingen snorkelen.

Tom und Maria gingen schnorcheln.

- Tom wou weten waar we heen gingen.
- Tom wou weten waar we naartoe gingen.

Tom wollte wissen, wo wir hingingen.

Gisteravond gingen we naar de bioscoop.

Wir gingen gestern Abend ins Kino.

Ze gingen gisteren naar de bioscoop.

- Sie gingen gestern ins Kino.
- Sie sind gestern ins Kino gegangen.

Iedereen dacht dat we gingen verliezen.

Alle dachten, wir würden verlieren.

Meer dan twintig jongens gingen erheen.

Mehr als zwanzig Jungen sind dorthin gegangen.

We gingen naar een Italiaanse pizzeria.

Wir gingen in eine italienische Pizzeria.

We gingen langs een smal pad.

Wir gingen einen schmalen Pfad entlang.

Veel jonge Romeinen gingen naar Griekenland.

Viele junge Römer gingen nach Griechenland.

Maar we gingen zonder hem door.

Aber wir haben ohne ihn weitergemacht.

Tom en Mary gingen op safari.

Tom und Maria gingen auf Safari.

- We gingen naar de berg om te skiën.
- We gingen naar de bergen om te skiën.

Wir fuhren zum Skilaufen in die Berge.

Rie en ik gingen naar dezelfde school.

- Rie und ich gingen zur selben Schule.
- Rie und ich sind zur selben Schule gegangen.
- Rie und ich sind zur gleichen Schule gegangen.
- Rie und ich gingen zur gleichen Schule.

Ze gingen lunchen in een duur restaurant.

- Sie gingen zum Mittagessen in ein teures Restaurant.
- Sie gingen zum Mittagessen in ein teures Gasthaus.

- Ze zijn gaan surfen.
- Ze gingen surfen.

- Sie gingen wellenreiten.
- Sie gingen surfen.

We gingen op safari met een huurauto.

Wir machten die Safari mit einem gemieteten Auto.

Erkin en ik gingen naar de begraafplaats.

Erkin und ich gingen auf den Friedhof.

Tom wou weten waar we naartoe gingen.

Tom wollte wissen, wo wir hingingen.

We gingen vaak skiën in de winter.

Im Winter sind wir oft Ski gelaufen.

Ze gingen naar de kerk op kerstavond.

Sie gingen am Heiligen Abend zur Kirche.

Ondanks de regen gingen de kinderen naar school.

Trotz des Regens sind die Kinder in die Schule gegangen.

- De prijzen zijn gestegen.
- De prijzen gingen omhoog.

Die Preise sind gestiegen.

We gingen naar de bergen om te skiën.

Wir sind zum Skifahren in die Berge gefahren.

We gingen naar het park om te spelen.

Wir sind zum Spielen in den Park gegangen.

Ze gingen aan tafel zitten om te kaarten.

Sie setzten sich zum Kartenspielen um den Tisch herum.

Tom en Mary gingen samen een stukje wandelen.

Tom und Maria gingen zusammen spazieren.

De piraten gingen aan boord van het schip.

- Die Piraten enterten das Schiff.
- Die Seeräuber enterten das Schiff.