Translation of "Kleinzoon" in English

- Waar is je kleinzoon?
- Waar is jouw kleinzoon?

Where's your grandson?

- Waar is jouw kleinzoon?
- Waar is uw kleinzoon?

Where's your grandson?

Tom is Maria's kleinzoon.

Tom is Mary's grandson.

Waar is uw kleinzoon?

Where's your grandson?

Hij houdt erg van zijn kleinzoon.

He dotes on his grandson.

Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon.

My grandson is the son of my son.

Koeblai Khan is de kleinzoon van Dzjengis Khan.

Kublai Khan is the grandson of Genghis Khan.

De zoon van een kind is een kleinzoon.

The son of a child is a grandson.

Ik heb een kleinzoon die in Boston woont.

I have a grandson who lives in Boston.

Ze is altijd gelukkig als haar kleinzoon bij haar is.

Being with her grandson always makes her happy.

Tom en Maria kochten hun kleinzoon een fiets voor Kerstmis.

Tom and Mary bought their grandson a bike for Christmas.