Examples of using "إخوة" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb acht broers.
- Ik heb geen broer.
- Ik heb geen enkele broer.
- Ik heb geen broers.
Romulus en Remus waren broers.
Hindoes en moslims zijn allemaal gebroeders.
Ik kom uit een familie van vijf broers,
Bob en Tom zijn broers.
Ze heeft vijf oudere broers.
Ik heb me altijd afgevraagd hoe het zou zijn om broertjes en zusjes te hebben.