Examples of using "Kart" in a sentence and their dutch translations:
Laten we kaart spelen.
Kies een kaart.
Kies een kaart.
Er ligt een kaart op het bureau.
Hij kaart graag.
Kies een kaart. Maakt niet uit welke.
Kaarten is een populair tijdverdrijf.
Tom en Mary spelen kaarten.
Ze eten zonnebloempitten onder het kaarten.
Op zondag spelen we dikwijls kaart.