Translation of "Pareja" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Pareja" in a sentence and their dutch translations:

Hacen buena pareja.

Ze passen bij elkaar.

Somos una pareja

We zijn een echtpaar.

Hacemos una gran pareja.

We zijn een geweldig paar.

¿Comprobar dónde está su pareja?

Controleren van je partner?

Machos apasionados que buscan pareja.

Amoureuze mannetjes zoeken een partner.

La pareja tenía un hijo.

Het stel had een zoon.

¿Dónde está la joven pareja?

Waar is het jonge echtpaar?

Somos una pareja de casados.

We zijn een echtpaar.

- La pareja decidió adoptar a un huérfano.
- La pareja decidió adoptar un huérfano.

Het paar besloot een wees te adopteren.

- Peter y Eve hacen buena pareja.
- Peter y Eve hacen una linda pareja.

Peter en Eva zijn een mooi koppel.

Esta araña dama blanca busca pareja.

Deze vrouwelijke jachtkrabspin zoekt een partner.

Y es cómo, quizá, encontró pareja.

En zo heeft ze misschien een partner gevonden.

Peter y Eve hacen buena pareja.

Peter en Eva zijn een mooi koppel.

La pareja decidió adoptar a un huérfano.

Het paar besloot een wees te adopteren.

Mi madre trató de reconciliar a la pareja.

Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.

El pájaro carpintero está alimentando a su pareja.

De specht voedt zijn partner.

Esta vez, su serenata le ha ganado una pareja.

Dit keer heeft zijn serenade hem een partner opgeleverd.

Si no lo hace bien, será comida, no pareja.

Als hij dit niet goed doet, kan hij als maaltijd eindigen.

La vieja pareja dio a su hijo por perdido.

Het oude paar gaf hun zoon op als vermist.

- Somos una pareja de casados.
- Somos marido y mujer.

- We zijn een echtpaar.
- We zijn man en vrouw.
- Wij zijn man en vrouw.

Esta pareja estaba hecha el uno para el otro.

Dat echtpaar is voor elkaar geschapen.

Las campanas repicaron mientras la pareja abandonaba la iglesia.

De klokken luidden terwijl het paar de kerk verliet.

Da igual. Puede que viaje 400 metros para encontrar pareja.

Dat is maar goed ook. Hij kan wel 400 meter afleggen voor een partner.

Las campanas sonaban cuando la pareja salió de la iglesia.

De klokken luidden terwijl het paar de kerk verliet.

Los invitados desearon a la feliz pareja una larga y próspera vida.

De gasten wensten het gelukkige paar een lang en gelukkig leven toe.

[Lucía] Pero es más fácil construir una pareja cuando se tiene la misma causa política.

Het is makkelijker een stel te worden... ...als je een politiek doel deelt.

El pequeño macho gana su pareja. En un mundo ruidoso, a veces, es mejor estar callado.

Het kleine mannetje wint zijn partner. In een lawaaiige wereld loont het soms om stil te zijn.

Que lo primero que tienen que hacer es reclutar a su pareja y a su familia.

...dat ze eerst hun partners en families moeten werven.

- Esta pareja estaba hecha el uno para el otro.
- Estaban hechos el uno para el otro.

Dat echtpaar is voor elkaar geschapen.

Nada me resulta tan tierno como una pareja vieja caminando por la calle mano en mano.

- Niets lijkt me tederder dan een oud koppel dat hand in hand door de straat wandelt.
- Voor mij is er niets zo hartverwarmend als een oud echtpaar dat hand in hand over straat loopt.

Están estudiando si hay alguna relación entre la separación de la pareja y la muerte de María. Si hubiera, Juan será el principal sospechoso.

Men onderzoekt of er enig verband bestaat tussen de scheiding van het echtpaar en de dood van Maria. Als er een bestaat, dan is Juan de voornaamste verdachte.