Examples of using "Pareces" in a sentence and their dutch translations:
Je ziet er dom uit.
Je ziet er moe uit.
Je lijkt verbaasd.
- Je lijkt druk bezig.
- Je lijkt het druk te hebben.
- Je ziet er moe uit.
- U ziet er moe uit.
Ge ziet er verveeld uit.
Je lijkt afwezig.
Je lijkt van streek.
Je ziet er gespannen uit.
Je ziet eruit als een dwaas.
- Je ziet er ziek uit.
- U ziet er ziek uit.
- Jullie zien er ziek uit.
Je ziet er verdrietig uit.
- Je ziet er boos uit.
- Je lijkt boos te zijn.
Je lijkt onzeker.
- Ge ziet er dom uit.
- Je ziet er dom uit.
Je ziet er Japans uit.
Je ziet er erg moe uit.
- Ge ziet er heel moe uit.
- Je ziet er erg moe uit.
- U ziet er erg moe uit.
Je ziet er gelukkig uit vandaag.
- Je ziet er dwaas uit.
- U ziet er dwaas uit.
- Jullie zien er dwaas uit.
- Je komt me bekend voor.
- U komt me bekend voor.
- Jullie komen me bekend voor.
Je ziet er erg slaperig uit.
Je ziet eruit alsof je boos bent.
Het ziet ernaar uit dat je het heel erg druk hebt.
Het ziet ernaar uit dat je het vrij druk hebt.
Je ziet er erg moe uit.
Je ziet er erg moe uit.
- Je ziet er erg moe uit.
- U ziet er erg moe uit.
- Jullie zien er erg moe uit.
- Je ziet er moe uit.
- U ziet er moe uit.
Je lijkt net op hem.
- Ge ziet er helemaal uit als uw moeder.
- Je lijkt sprekend op je moeder.
Jullie lijken mij gelukkig te zijn.
- Je ziet er jonger uit.
- Jij ziet er jonger uit.
- U ziet er jonger uit.
- Jullie zien er jonger uit.
Op wie van je ouders lijk je?
Omdat je er vermoeid uitziet is het beter om snel te gaan slapen hoor.