Examples of using "Pagó" in a sentence and their dutch translations:
- Tom heeft betaald.
- Tom betaalde.
- Tom betaalde de kassamedewerker.
- Tom betaalde de caissière.
Tom heeft voor de kaartjes betaald.
Mijn broer heeft voor de cake betaald.
Ik wil weten wie hiervoor betaald heeft.
Tom is degene die voor de kaartjes betaald heeft.
Iedereen heeft betaald.
Maria betaalde haar lunch met vijf dollar.
Hij heeft 1000 yen betaald voor dit boek.
Hij betaalde met een creditcard.
Hij betaalde maar tien dollar voor het hemd.
Tom betaalde vooraf.