Examples of using "Negro" in a sentence and their dutch translations:
Ze droeg een zwarte hoed.
Het is een zwart gat.
als donkere rook.
Is het niet zwart?
Ze droeg een zwarte hoed.
Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
- Is hij niet zwart?
- Is het niet zwart?
Ze heeft een kleine zwarte hond.
Ja, kijk. Zwart.
De kat is zwart.
Is jouw auto zwart?
Ze droeg een zwarte hoed.
Het potlood is zwart.
Het was zwart.
Het paard is zwart.
De zwarte hond rende.
De beer is zwart.
Mijn paard is zwart.
Jouw kat is zwart.
- De zwarte is van mij.
- Het zwarte is van mij.
Mijn kat is zwart.
Ze is altijd in het zwart gekleed.
Is jouw auto zwart?
Zwart staat je goed.
"Neger" is een offensief woord.
Zwart staat je goed.
Tom heeft zwart haar.
- Ik hou van de kleur zwart.
- Ik hou van zwart.
Hij heeft zijn koffie graag zwart.
De naam van deze hond is Zwart.
Tom heeft een zwarte kat.
- Heb je het op de zwarte markt gekocht?
- Heeft u het op de zwarte markt gekocht?
- Hebben jullie het op de zwarte markt gekocht?
De zwarte is van mij.
Zij was helemaal in het zwart gekleed.
Tom rijdt in een zwarte auto, toch?
Zij kleedt zich altijd in het zwart.
Die jongen heeft zwart haar.
Is het niet zwart?
Niet alles is zwart-wit.
Ze hebben een bruine huid en zwart haar.
Zij was helemaal in het zwart gekleed.
Ze is altijd in het zwart gekleed.
Het staat hier zwart op wit.
Voor mij is dat zwart of wit.
- Heb je liever witte of bruine rijst?
- Hebben jullie liever witte of bruine rijst?
Er kwam zwarte rook uit de schoorsteen.
Ik heb een witte hond en een zwarte hond.
Papier is wit, steenkool zwart.
Een kraai is zo zwart als steenkool.
- Alles werd donker.
- Alles werd zwart.
De zwarte hond ziet de witte kat.
Ik heb een zwarte hond en nog een witte.
We associëren zwart vaak met de dood.
Een raaf is zwart als kool.
- Tom heeft zijn haar zwart geverfd.
- Tom verfde zijn haar zwart.
De zwarte telefoon kost meer dan de witte.
De zwarte is van mij.