Translation of "Guitarra" in Dutch

- ¿Tocas la guitarra?
- ¿Tocáis la guitarra?

Spelen jullie gitaar?

Quiero una guitarra.

Ik wil een gitaar.

Estoy tocando guitarra.

Ik speel gitaar.

- Desearía poder comprar esa guitarra.
- Me gustaría poder comprar esa guitarra.
- Ojalá pudiera comprar esa guitarra.

Ik wou dat ik die gitaar kon kopen.

- "¿Sabes tocar la guitarra?" "Sí."
- «¿Sabes tocar la guitarra?» «Sí.»

"Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."

Ken tiene una guitarra.

Ken heeft een gitaar.

Ella toca la guitarra.

Ze speelt gitaar.

Sabe tocar la guitarra.

Hij kan gitaar spelen.

Quiero oírte tocar guitarra.

Ik wil je gitaar horen spelen.

Tom toca la guitarra.

Tom speelt gitaar.

Sé tocar la guitarra.

Ik kan gitaar spelen.

Toca piano y guitarra.

Ze speelt piano en gitaar.

- John no sabe tocar la guitarra.
- John no sabe tocar guitarra.

Jon kan geen gitaar spelen.

- Me gustaría poder comprar esa guitarra.
- Ojalá pudiera comprar esa guitarra.

Ik wou dat ik die gitaar kon kopen.

- ¿Quién está tocando la guitarra?
- ¿Quién es el que está tocando guitarra?
- ¿Quién es la que está tocando guitarra?

Wie speelt er gitaar?

- Mi hobby es tocar la guitarra.
- Mi pasatiempo es tocar la guitarra.

Mijn hobby is gitaar spelen.

Él toca bien la guitarra.

Hij speelt goed gitaar.

Mi hermano toca la guitarra.

- Mijn broer speelt gitaar.
- Mijn broer bespeelt de gitaar.

¿De quién es esta guitarra?

Wiens gitaar is dit?

¿Todavía estás tocando la guitarra?

Speel je nog steeds gitaar?

A menudo toca la guitarra.

Hij speelt vaak gitaar.

"¿Sabes tocar la guitarra?" "Sí."

"Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."

¿Quién está tocando la guitarra?

Wie speelt er gitaar?

«¿Sabes tocar la guitarra?» «Sí.»

- "Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."
- “Kun jij gitaar spelen?” “Ja.”

- ¿Quién es el que está tocando guitarra?
- ¿Quién es la que está tocando guitarra?

Wie speelt er gitaar?

John no sabía tocar la guitarra.

John kon geen gitaar spelen.

Mi hijastro sabe tocar guitarra eléctrica.

Mijn stiefzoon kan elektrische gitaar spelen.

John no sabe tocar la guitarra.

Jon kan geen gitaar spelen.

Mi hobby es tocar la guitarra.

Mijn hobby is gitaar spelen.

A él le gusta esta guitarra.

- Deze gitaar staat hem aan.
- Deze gitaar bevalt hem.

Toco la guitarra en mi banda.

Ik speel gitaar in mijn band.

Toca el piano, así como la guitarra.

Ze speelt zowel piano als gitaar.

Mi hermana mayor toca bien la guitarra.

Mijn oudere zus speelt goed gitaar.

A mi padre le encanta tocar guitarra.

Mijn vader speelt heel graag gitaar.

Quiero que toques la guitarra para mí.

- Ik wil dat ge gitaar speelt voor mij.
- Ik wil dat je gitaar voor me speelt.

Estoy buscando al dueño de esta guitarra.

Ik ben op zoek naar de eigenaar van deze gitaar.

- Esta guitarra es tan cara que no puedo comprármela.
- Esa guitarra es tan cara que no puedo comprarla.
- Esta guitarra es tan cara que no puedo comprarla.

- Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.
- Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.

- Esa guitarra es tan cara que no puedo comprarla.
- Esta guitarra es tan cara que no puedo comprarla.

- Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.
- Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.

- Esta guitarra es tan cara que no puedo comprármela.
- Esa guitarra es tan cara que no puedo comprarla.

- Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.
- Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.

A menudo canto con acompañamiento de una guitarra.

Ik zing vaak met gitaarbegeleiding.

Toca tan bien el piano como la guitarra.

Ze speelt zowel piano als gitaar.

Compraría la guitarra si no fuera tan cara.

Als die gitaar niet zo duur zou zijn, kon ik haar kopen.

John tocaba la guitarra y sus amigos cantaban.

John speelde gitaar en zijn vrienden zongen.

Si esa guitarra no fuera tan cara, podría comprarla.

Als die gitaar niet zo duur zou zijn, kon ik haar kopen.

Una guitarra eléctrica no suena igual a una acústica.

Een elektrische gitaar klikt anders dan een akoestische.

Esa guitarra es tan cara que no puedo comprarla.

- Die gitaar is zo duur dat ik hem niet kan kopen.
- Die gitaar is zo duur dat ik ze niet kan kopen.

Al fin tuve los accesorios para volver a tocar la guitarra

had ik eindelijk de accessoires terug om weer gitaar te spelen

Delante de la fuente una chica tocaba la guitarra y cantaba.

Een jonge vrouw speelde al zingend gitaar voor de fontein.

Fue difícil para mí vender mi guitarra, pero necesitaba el dinero.

Ik vond het moeilijk om mijn gitaar te verkopen, maar ik had het geld nodig.

Tom no cree que Mary esté dispuesta a prestarle su guitarra.

Tom denkt niet dat Mary bereid is hem haar gitaar te lenen.

Una guitarra comúnmente tiene seis cuerdas, mientras que un bajo comúnmente tiene cuatro.

Een gitaar heeft gewoonlijk zes snaren terwijl een basgitaar gewoonlijk vier snaren heeft.