Translation of "Cita" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Cita" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Tiene una cita?
- ¿Tienes una cita?
- ¿Tiene cita?

- Hebt u een afspraak?
- Hebben jullie een afspraak?
- Heeft u een afspraak?

- ¿Tiene una cita?
- ¿Tiene cita?

Hebt u een afspraak?

- ¿Tiene una cita?
- ¿Tienes una cita?

Heb je een afspraak?

¿Tiene cita?

Heeft hij een afspraak?

Es una cita

Het is ook een zin

Tengo una cita.

Ik heb een date.

- Tengo una cita con el doctor.
- Tengo cita con el médico.

Ik heb een afspraak met de dokter.

Entonces inventé la cita cero.

Dus ik vond de nuldate uit.

Tuve que posponer mi cita.

Ik moest mijn afspraak uitstellen.

Tengo una cita con el dentista.

Ik heb een tandartsafspraak.

Tengo una cita con el doctor.

Ik heb een afspraak met de dokter.

Si es increíble, programe una primera cita.

Is het geweldig, plan dan 'n eerste date.

Hoy tengo una cita con el destino.

Ik heb vandaag een afspraak met het lot.

Pensé que tenías una cita con Tom.

Ik dacht dat je met Tom had afgesproken.

La cita cero es una bebida, una hora.

De nuldate is één afspraakje in één uur.

Me gustaría concertar una cita con el doctor.

Ik zou graag een afspraak maken bij de dokter.

Tengo una cita con él a las seis.

Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.

Hoy es el día de mi cita predestinada.

Vandaag is de dag van mijn voorbestemde afspraak.

Una repentina enfermedad la forzó a cancelar su cita.

Door plotselinge ziekte moest ze haar afspraak afzeggen.

- ¿Tienes un encuentro con él?
- ¿Tienes cita con él?

Hebt ge een afspraak met hem?

Quiero recordarte que tienes una cita a las 2:30.

Ik wil je eraan herinneren dat je om half drie een afspraak hebt.

¿Sos soltero? Técnicamente sí, pero tengo una cita este viernes.

- "Ben je single?" "Technisch gezien wel, maar ik heb komende vrijdag een date."
- "Ben je vrijgezel?" "Technisch gezien wel, maar ik heb komende vrijdag een afspraakje."

Como por la cita de 1931 de Winston Churchill que dice:

als door het citaat uit 1931 van Winston Churchill, dat zegt:

Me fui en bus para no llegar tarde a la cita.

Ik ging met de bus, om niet te laat te komen op de afspraak.

Aquí es donde llevé a mi novia en nuestra primera cita.

Hier nam ik mijn vriendin mee naartoe op ons eerste afspraakje.

Tom tiene una cita con el dentista a las 2:30.

Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.

- Lamento cancelar la cita a última hora.
- Lamento cancelar la reunión a última hora.

Het spijt mij dat ik de afspraak op het laatste moment moet afzeggen.

"Ama a tu prójimo como a ti mismo" es una cita de la Biblia.

"Heb uw naaste lief als uzelf" is een citaat uit de Bijbel.

Michael, este es el restaurante donde tu padre y yo tuvimos nuestra primera cita.

Michael, dit is het restaurant waar uw vader en ik onze eerste afspraak hadden.

- Tengo una cita con él a las seis.
- He quedado con él a las seis.

- Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
- Ik heb om zes uur met hem afgesproken.
- Ik ontmoet hem om zes uur.

Cuando los vi a los dos en una cita les pregunté: "¿Se van a casar?"

Toen ik hen twee tijdens een afspraakje zag, vroeg ik: "Gaan jullie trouwen?"