Examples of using "фри" in a sentence and their dutch translations:
- Wat patat, alsjeblieft.
- Wat friet, alsjeblieft.
- Wat frietjes, alsjeblieft.
- Iedereen houdt van patat.
- Iedereen houdt van friet.
- Iedereen houdt van frietjes.
- Hij maakte patat.
- Hij maakte friet.
- Hij maakte frietjes.
- Tom was patat aan het bakken.
- Ik hou van patat.
- Ik hou van friet.
- Ik hou van frietjes.
Ik hou van friet.
Friet zonder azijn, alsjeblieft.
- Eet mijn frietjes niet.
- Eet mijn friet niet.
- Tom houdt van pizza en patat.
- Tom houdt van pizza en friet.
- Tom houdt van pizza en frietjes.
- Ik vroeg om extra zout op mijn frieten.
- Ik vroeg om extra zout op mijn friet.
- Ik vroeg om extra zout op mijn frietjes.
- Ik vroeg om extra zout op mijn patat.
- Tom eet het liefst friet met ketchup.
- Tom eet het liefst frieten met ketchup.
- Tom eet het liefst frietjes met ketchup.
- Tom eet het liefst patat met ketchup.
Ik wist niet echt hoe ik me daarop kon voorbereiden,
Ik ben gek op konijnen... met frieten en een goed glas wijn.