Examples of using "уже»" in a sentence and their dutch translations:
Ben je al weg?
Het is al donker.
Nu al?!
- Het is al elf uur.
- Het is al 11 uur.
- Heb je al geluncht?
- Hebt ge al middageten gehad?
- Hebt ge al gegeten deze middag?
- Heb je al gedineerd?
Heeft u reeds ontbeten?
Heb je al geluncht?
- Heb je al geluncht?
- Hebt ge al middageten gehad?
- Hebt ge al gegeten deze middag?
Ben je al weg?
Het is al 11 uur.
Is het al dinsdag?
Je hebt al gegeten.
Zijn jullie nu al dronken?
Heb je al geluncht?
Heeft u reeds ontbeten?
Sterf nu!
Ik was al moe.
- Het is al zeven uur.
- Het is al 7 uur.
Dat is te veel.
- Hebben jullie al gegeten?
- Heb je al gegeten?
Heeft u al gestemd?
Ik ben al oud.
Ik heb me al verontschuldigd.
Ik heb al gegeten.
Ik ben al oud.
Je bent al begonnen.
Ik ben nu al moe.
Hij is al weg.
- Heeft Lucy al gebeld?
- Heeft Lucy al getelefoneerd?
Heb je al gekozen?
Hebt ge al gestemd?
Is de postbode al gekomen?
- Bent u al klaar?
- Zijn jullie al klaar?
Heeft u reeds ontbeten?
- Hebt ge al middageten gehad?
- Hebt ge al gegeten deze middag?
Is Tom al wakker?
Heb je al betaald?
- Het is al elf uur.
- Het is al 11 uur.
- Is de postbode al gekomen?
- Is de brievendrager al gekomen?
- Is de postbode al geweest?
Ik heb al ontbeten.
Heb je al gegeten?
Ik ben al laat.
Ik ben er klaar voor.
Ik ben al oud.
Ik ben onderweg.
Het wordt nu echt donkerder.
...wordt al herzien.
...wordt nu al betwist.
Ze is er bijna.
Het bijt al.
- Het is al zeven uur.
- Het is al 7 uur.
Het is al 11 uur.
Stop ermee!
Het is al augustus.
Het is al donker.
Is het al dinsdag?
Het is al laat.
Het hoeft niet meer.
Sterf nu!
Ik kom eraan!
Het is al oktober.
Is het al oktober?
Het is al donker!
Heb je het contract al ondertekend?
- Heb je haar al gebeld?
- Hebben jullie haar al gebeld?
Ik ben in Rome geweest.
Ik heb het al gekocht.
Ik heb al rijst gegeten.
- Het is al tijd om naar huis te gaan.
- Het is reeds tijd om naar huis te gaan.
We zijn niet jong meer.
- Tom is al naar bed gegaan.
- Tom is al gaan slapen.
Het loopt tegen zessen.
- We komen.
- We komen eraan!
- We komen er zo aan.
- We zijn er zo.
Het is bijna drie.
Ik heb het al gekocht.
Dat kunnen we niet meer herstellen.