Examples of using "произнести" in a sentence and their dutch translations:
- Kan je het spellen?
- Kun je het spellen?
- Kunt u het spellen?
Kun je het spellen?
Kunt u het spellen?
Ik kan het niet uitspreken.
Kan iemand dit woord uitspreken?
Ik kan die naam niet uitspreken.
Ik weet niet hoe ik Toms achternaam moet uitspreken.
- Kunt u dat alstublieft spellen?
- Kan je dat spellen, alsjeblieft?
- Kunt u dat spellen, alstublieft?
Moet ik een toespraak houden?
Zij was zo bang dat ze geen woord kon uitbrengen.
Sommige Duitse woorden zijn uiterst moeilijk uit te spreken voor Engelstalige sprekers, bij voorbeeld: "Streichholzschächtelchen."
- Weet jij hoe je dit woord moet uitspreken?
- Weet u hoe dit woord uitgesproken dient te worden?
Tom zegt dat hij gevraagd werd om een toespraak te geven.
Ik kan jou niet vertellen hoe je het woord moet uitspreken.