Examples of using "остановиться" in a sentence and their dutch translations:
- Je had moeten stoppen.
- U had moeten stoppen.
- Jullie hadden moeten stoppen.
We moesten stoppen.
Hoor ik te stoppen?
Je moet stoppen.
Kunnen we stoppen?
We zouden moeten stoppen.
Ik kan niet stoppen.
De politieagent gaf me een teken om te stoppen.
Of stop ik om een vuur te maken?
De politieagent maande hem te stoppen.
Ik wist dat het tijd was om te stoppen.
Ik kan nu niet stoppen.
- Ik wil overnachten in het Hilton Hotel.
- Ik wil overnachten bij het Hilton Hotel.
Ik zou graag voor een nacht willen blijven.
Dus jij denkt dat we moeten stoppen en een vuur moeten maken?
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
Stel u voor dat ge begint te hikken en niet meer kunt ophouden.
Ik ben van plan er een week te blijven.