Examples of using "нравишься" in a sentence and their dutch translations:
Ge valt in mijn smaak.
- Iedereen vindt je leuk.
- Iedereen vindt u leuk.
- Iedereen vindt jullie leuk.
Ik mag je heel graag.
Ik vind je niet meer leuk.
Jij hebt een leuke persoonlijkheid.
Ik vind je gewoon niet leuk.
Ik vind je gewoon niet leuk.
Maria vindt je leuk.
- Tom vindt jou leuk.
- Tom vindt u leuk.
- Tom vindt jullie leuk.
- Ge valt in mijn smaak.
- Ik vind je leuk.
- Ik vind jou leuk.
- Vinden kinderen jou aardig?
- Mogen kinderen jou?
Ik vind je gewoon niet leuk.
- Ik vind je niet meer leuk.
- Ik hou niet meer van je.
- Ik mag je niet langer.
- Ik vind je niet meer leuk.
- Ik hou niet meer van je.
- Ik mag je niet langer.
- Ik mag jou niet meer.
- Ik vind je niet meer aardig.
Ik vind je leuk zoals je bent.
- Vinden kinderen jou aardig?
- Mogen kinderen jou?
Ik vind je leuk zoals je bent.
Volgens mij weet je wel dat ik je leuk vind.
Misschien houdt Tom van jou.
Daarom hou ik van je.
Ik weet zelf ook niet waarom ik Tom zo leuk vind.