Examples of using "испекла" in a sentence and their dutch translations:
Ze heeft brood gebakken.
- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.
Zij heeft koekjes gebakken.
Zij heeft een taart gebakken.
Kate heeft een appeltaart gebakken.
Zij heeft een appeltaart gebakken.
- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.
Ze heeft voor mij een cake gebakken.
Mamma heeft voor mijn verjaardag een cake gebakken.
- Ik heb pannenkoeken gemaakt.
- Ik heb crêpes gemaakt.
- Ik heb flensjes gemaakt.