Examples of using "играешь" in a sentence and their dutch translations:
- Speel je voetbal?
- Voetbal je?
Hoelang speel je al voetbal?
Golf je?
Ben jij goed in tennis?
Hockey je nog?
- Kun je goed piano spelen?
- Speel je goed piano?
Speel je nog steeds gitaar?
Overigens, speelt gij viool?
Welk spel speel je?
Ben je goed in schaken?
Welke instrumenten speel je?
- Wat speel je?
- Wat zit je te spelen?
- Wat ben je aan het spelen?
Ik wil je gitaar horen spelen.
Speel je nog golf?
Speel je nog golf?
Spelen jullie gitaar?
Ik wist niet dat je schaakte.
- Golf je?
- Golft u?
- Golfen jullie?
- Speel je golf?
- Speelt u golf?
- Spelen jullie golf?
Speel je tennis?
- Speel je voetbal?
- Speelt u voetbal?
- Spelen jullie voetbal?
- Voetbal je?
- Voetbalt u?
- Voetballen jullie?
Je speelt geen golf, of wel?
Hoe lang speel je iedere dag tennis?
- Speel je honkbal?
- Spelen jullie honkbal?
- Speelt u honkbal?
Speel je ook nog andere instrumenten behalve de piano?
Ben jij goed in tennis?
Welke instrumenten speel je?
Welk spel speel je?
Voor welk team speel je?
Hockey je nog?
"Ga je morgen pianospelen?" "Neen, dat doe ik niet."
- Wanneer speel je tennis?
- Wanneer speelt u tennis?
- Wanneer spelen jullie tennis?
- Wanneer tennist u?
- Wanneer tennis je?
- Wanneer tennissen jullie?
Overigens, speelt gij viool?
Speel je nog steeds gitaar?
Ik wist niet dat jij hobo speelde.
Ik heb gehoord dat je een goede tennisspeler bent.