Examples of using "едет" in a sentence and their dutch translations:
De auto rijdt snel.
Morgen gaat hij naar huis.
Tom rijdt te langzaam.
Zij gaat naar Brussel.
Tom gaat naar Duitsland.
Ze gaat naar Thailand.
en dit gaat zo door in de volgende stad.
Een oude vrouw rijdt in haar auto
"Waar gaat Tom naartoe?" - "Naar München."
Hij gaat niet naar Shanghai.
Deze bus gaat de verkeerde kant op.
Daar is een auto. Ik wil hem niet missen.
en die moeder rijdt pardoes door een rood licht.
- Wanneer het regent, neemt ze de bus.
- Als het regent, neemt ze de bus.
Tom gaat naar de stad per bus.
- De bus komt eraan.
- De bus komt.
- Ik vraag me af waarom de bus nog niet is gekomen.
- Waarom komt de bus niet?
Tom gaat met ons naar Boston.
Tom rijdt snel.
Daar gaat onze bus.
Mijn broer gaat elke vrije dag vissen.
Ze vertrekt zondag naar New York.
Tom volgt Maria.
Een vriend van mij, George, gaat deze zomer naar Japan.
Tom gaat nu naar huis.
Welke bus gaat naar het vliegveld?
Gaat deze bus naar het strand?
Tom zei tegen Mary dat hij in oktober naar Boston ging.
Tom heeft met verteld dat hij naar huis ging.
Tom gaat naar de stad per bus.
Voor zover ik weet komt hij met de auto.
Zij gaat de volgende week naar Frankrijk.
- Heeft Tom jou verteld waar hij heen ging?
- Heeft Tom u verteld waar hij heen ging?