Examples of using "Рано" in a sentence and their dutch translations:
Je bent vroeg.
Het is vroeg.
Ik ben vroeg opgestaan.
- Ik sta vroeg op.
- Ik word vroeg wakker.
Ik sta vroeg op.
Hij staat vroeg op.
Tom is vroeg opgestaan.
Tom is vroeg.
- Ze zijn vroeg.
- Zij zijn vroeg.
Ik ben vroeg.
Sta vroeg op.
Ge zijt vroeg.
Het is te vroeg om naar bed te gaan.
Mijn grootvader staat vroeg op.
Het is moeilijk voor mij om vroeg naar bed te gaan en vroeg op te staan.
Mijn grootvader staat vroeg op.
In de winter wordt het vroeg donker.
We moeten vroeg vertrekken.
Ik arriveerde te vroeg.
Je bent vroeg thuis.
Hij stond gewoonlijk vroeg op.
Morgen sta ik vroeg op.
Hij ging vroeg naar bed.
Vandaag stond ik vroeg op.
In de winter wordt het vroeg donker.
We hadden een vroege lunch.
Ze staat vroeg op.
Ze zal straks komen.
Ze ging vroeg weg.
Hij staat vroeg op.
Ik sta vroeg op.
In de winter wordt het vroeg donker.
- Ze zijn vroeg vertrokken.
- Zij zijn vroeg vertrokken.
- Ze zijn vroeg weggegaan.
- Zij zijn vroeg weggegaan.
Ik ben vroeg opgestaan.
Tom is vroeg opgestaan.
Ik sta vroeg op.
Ik ga vroeg slapen.
Ik word vroeg wakker.
Je hoeft niet zo vroeg op te staan.
Ik ben er te vroeg aangekomen.
Ik ben er te vroeg aangekomen.
- Waarom ben je zo vroeg opgestaan?
- Waarom zijn jullie zo vroeg opgestaan?
- Ze kwam altijd te vroeg.
- Ze kwam altijd te vroeg opdagen.
We vertrekken morgenochtend vroeg.
Sorry dat ik zo vroeg bel.
Ik wilde niet vroeg opstaan.
Het is te vroeg om op te staan.
Hij kwam 's ochtends vroeg.
Hij is gewend om vroeg op te staan.
Morgen sta ik vroeg op.
Zij staat altijd vroeg op.
Vandaag werd ik vroeg wakker.
Ik haat vroeg opstaan.
Ik arriveerde te vroeg.
Ze ging vroeg naar bed.
Tom werd erg jong kaal.
Hij ging vroeg naar bed.
Mijn grootvader staat vroeg op.
Hij stond gewoonlijk vroeg op.
Ik ben vroeg naar bed gegaan.
Mijn vader staat vroeg op.
Hij staat niet vroeg op.
Oude mensen worden vroeg wakker.
Ik sta graag vroeg op.
Oude mensen worden vroeg wakker.
Tom kwam vroeg thuis.
Hij stond gewoonlijk vroeg op.
Gisteren ben ik vroeg opgestaan.
Gisteren ben ik vroeg opgestaan.
Tom staat 's ochtends vroeg op.
Tom staat niet vroeg op.
Ik word gewoonlijk vroeg wakker.
Waarom is Tom vroeg?
Normaal gesproken is ze vroeg wakker.
Ze ging vroeg naar bed.