Examples of using "Нидерландах" in a sentence and their dutch translations:
Hun kleinkind woont in Nederland.
Mussen zijn in Nederland alomtegenwoordig.
Ik woon in Nederland.
Nijmegen is de oudste stad van Nederland.
- Haar kleinkind woont in Nederland.
- Hun kleinkind woont in Nederland.
Zijn kleinkind woont in Nederland.
Heeft Nederland een koning?
Binnenkort krijgt Nederland een nieuwe koning.
Ben je ooit in Nederland geweest?
Wat is het minimumloon in Nederland?
In Frankrijk zijn aardappelen een groente, in Nederland niet.
In Nederland spreken ze Nederlands.
Natuurlijk zijn er veel meer redenen waarom ik graag in Nederland woon.
In Nederland is het de gewoonte dat, wanneer bij de bouw van een huis het hoogste punt bereikt is en de dakpannen gelegd kunnen worden, de opdrachtgever de bouwvakkers op zogenaamd "pannenbier" trakteert om dit te vieren. Er wordt dan een vlag in de nok van het huis geplaatst. Is de opdrachtgever te gierig om te trakteren, dan wordt geen vlag, maar een bezem geplaatst.