Examples of using "Европу" in a sentence and their dutch translations:
- Wanneer ga je naar Europa?
- Wanneer gaat u naar Europa?
- Wanneer gaan jullie naar Europa?
Hij reisde door heel Europa.
Hij verhuisde naar Europa.
- Tom is naar Europa verhuisd.
- Tom verhuisde naar Europa.
Hij heeft Europa een paar keer bezocht.
Wanneer ging hij naar Europa?
Voor de oorlog ging ik naar Europa.
Na een vlucht naar Europa volgt vermoeidheid.
Tom en Maria bezochten Noord-Europa.
Ik heb besloten niet naar Europa te gaan.
De Atlantische Oceaan scheidt Amerika van Europa.
Ik ben van plan om volgende week naar Europa te vertrekken.
De Grieken, Egyptenaren, Feniciërs en Carthagers ontdekten Europa.
Ik wil ergens naartoe gaan in Europa.
Ik wil je nog zien voor ik naar Europa vertrek.
Ik leerde Frans voordat ik naar Europa ging.
Bijna drie eeuwen lang werd Europa geterroriseerd door Scandinavische krijgers, wier
Ik zou u graag zien voor ik naar Europa vertrek.
Drie eeuwen lang hebben deze heidense piraten uit Scandinavië Europa geterroriseerd door overvallen, afpersen, tot