Examples of using "Telefonou" in a sentence and their dutch translations:
Ze belde.
Tom belde.
- Er werd gebeld.
- Iemand heeft gebeld.
- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?
Paul heeft net gebeld.
Heb je me gebeld?
- Er werd gebeld.
- Iemand heeft gebeld.
Tom belde Maria.
- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?
Daniela heeft me thuis opgebeld.
- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?
- Heb je me gebeld?
- Heeft u mij gebeld?
- Heb je me vannacht gebeld?
- Heb je me gisteravond gebeld?
Uiteindelijk heeft ze niet gebeld.
Een of andere vrouw heeft u geroepen.
Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?
Wie heeft er gebeld?
Ik wil weten wie gebeld heeft.
Ze belde de psychiater op.
Na aankomst op het vliegveld belde hij direct zijn echtgenote.
Toen ze aan het station kwam, belde ze haar broer.
Mijn zus heeft mij opgebeld, maar mijn broer niet.
Heb je me gisteravond gebeld?
Heb je je vriend in Canada opgebeld?
Heb je me gisteravond gebeld?