Examples of using "Czekoladę" in a sentence and their dutch translations:
Ik hou van chocolade.
- Je hield van chocolade.
- U hield van chocolade.
- Jullie hielden van chocolade.
Ik hou van chocolade.
Ze eten chocolade.
- Hou je van chocolade?
- Houdt u van chocolade?
- Houden jullie van chocolade?
Hebt ge graag witte chokolade?
Linda houdt van chocola.
Ann houdt van chocolade.
- Tom is gek op chocola.
- Tom houdt van chocolade.
Tom houdt van chocola.
Wie wil er warme chocolade?
Chocolade wordt gemaakt van cacaobonen.