Examples of using "Boga" in a sentence and their dutch translations:
Ik hou van God.
- Wij geloven in God.
- We geloven in God.
Ik geloof in God.
Ze geloven in God.
Geloof jij in God?
Ik geloof niet in God.
Wie gelooft in God?
Hij geloof niet in God.
Geloof je in het bestaan van God?
Tom gelooft niet in God.
Voor God zijn alle mensen gelijk.
Sommige mensen geloven in God en andere mensen niet.
Haar geloof in God is erg sterk.
Wij Duitsers vrezen God, maar niets anders op de wereld.
Sommige mensen geloven in God, andere niet.