Examples of using "Sorriso" in a sentence and their dutch translations:
Ze glimlachten.
Lach eens tegen hem.
Lach eens tegen haar.
Je hebt een mooie glimlach.
Ze lachte.
Hij glimlachte.
Ze glimlachten.
Ik glimlachte.
- Je hebt een mooie lach.
- Je hebt een mooie glimlach.
Hij begroette me met een glimlach.
Glimlachte Tom?
We glimlachten.
Zij verwelkomde ons met een glimlach.
Tom grijnsde.
Ze glimlachte verlegen naar mij.
Tom lachte net.
Je hebt een mooie glimlach.
Zelfs Tom glimlachte.
Ik mis de glimlach van Tom.
- Tom grijnsde.
- Tom glimlachte.
- Tom glimlacht.
Iedereen glimlachte.
Sita glimlachte.
Alice glimlachte.
Niemand glimlachte.
- Jouw glimlach vrolijkt me altijd op.
- Jouw glimlach maakt me altijd gelukkig.
- Jouw glimlach maakt me altijd blij.
"Hallo," zei Tom al glimlachend.
had ik mijn gebruikelijke glimlach op mijn gezicht.
Glimlachend begroette ze de heer Kato.
Ik zou de oceaan oversteken, alleen om je glimlach weer te zien.
Bekijk het leven met een glimlach!
Telkens als ik naar dit lied luister moet ik aan zijn glimlach denken.