Examples of using "Regalo" in a sentence and their dutch translations:
- U verdient een geschenk.
- Jullie verdienen een geschenk.
Hij stuurde me een geschenk.
Ik zal je een cadeau geven.
- Een cadeau voor jou.
- Een cadeau voor u.
- Een cadeau voor jullie.
Hij stuurde me een geschenk.
Hij gaf me een cadeau.
- Dit is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor u.
Ik heb een cadeau voor jou.
Bedankt voor je cadeau.
- Ik heb een cadeau voor je gekocht.
- Ik heb een cadeau voor u gekocht.
- Ik heb een cadeau voor jullie gekocht.
Wat had je graag voor Kerstmis?
Pak het cadeau nog niet uit.
- Ik zal je een geschenk geven.
- Ik zal je een cadeau geven.
- Bedankt voor je cadeau.
- Dank je voor het cadeau.
- Ze bedankte me voor het cadeau.
- Ze bedankte me voor het cadeautje.
- Hij heeft me een leuk cadeau gegeven.
- Hij gaf me een leuk cadeau.
- Ik heb een leuk cadeau voor je.
- Ik heb een leuk cadeau voor u.
- Ik heb een leuk cadeau voor jullie.
- Heel erg bedankt voor je cadeau.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.
- Ik heb 'n cadeautje voor je.
- Ik heb een cadeau voor jou.
Bedankt voor het kerstcadeau.
Ik kan dit geschenk niet aanvaarden.
Ann gaf mij dit geschenk.
- Dit is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor u.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeau.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeautje.
Ze hebben elk een geschenk ontvangen.
Een cadeau voor u.
- Ze gaf ons een cadeautje.
- Ze gaf ons een cadeau.
- Bedankt voor je cadeau.
- Dank je voor het cadeau.
- Ik had geen geschenk verwacht.
- Ik had geen cadeau verwacht.
Het is geen cadeau.
Een cadeau voor jou.
Een cadeau voor jullie.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.
Tom bracht een cadeau voor Mary.
Ik heb een geschenk aanvaard van zijn zuster.
Tom kocht een cadeautje voor Mary.
Mijn oom gaf hem een geschenk.
Tom bracht een cadeau voor Mary.
Mijn oom gaf hem een geschenk.
Toen ik er was, kreeg ik een onverwacht geschenk.
Ann gaf mij dit geschenk.
- Hij nam mijn cadeau aan.
- Hij accepteerde mijn cadeau.
Ik kan dit geschenk niet aanvaarden.
Ze gaf me een cadeautje.
- Dit geschenk komt van Tom.
- Dit cadeau komt van Tom.
Het leven is een geschenk.
- Het is een cadeau voor jou.
- Het is een cadeautje voor jou.
- Het is een cadeau voor u.
- Het is een cadeautje voor u.
- Het is een cadeau voor jullie.
- Het is een cadeautje voor jullie.
Het geschenk beviel haar.
Tom gaf Mary een kerstcadeautje.
- Dit is een kerstcadeau voor jou.
- Dit is een kerstcadeau voor u.
- Dit is een kerstcadeau voor jullie.
- Dit is een kerstcadeautje voor jou.
- Dit is een kerstcadeautje voor u.
- Dit is een kerstcadeautje voor jullie.
- Tom kocht een cadeautje voor zijn zoon.
- Tom kocht een cadeau voor zijn zoon.
- Het is zijn kerstcadeau.
- Het is zijn kerstcadeautje.
Ik zoek een geschenk voor mijn moeder.
- Dit is een cadeau voor jou.
- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.
Heel erg bedankt voor je cadeau.
Elk kind kreeg een cadeautje.
Ik leg het cadeau liever hier.
Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom gaf me een heel mooi kerstcadeau.
- Tom heeft me een heel mooi kerstcadeau gegeven.
- Ik heb nog geen kerstcadeau voor je gekocht.
- Ik heb nog geen kerstcadeau voor u gekocht.
- Ik heb nog geen kerstcadeau voor jullie gekocht.
- Heb je dit jaar een kerstcadeau voor Tom gekocht?
- Hebt u dit jaar een kerstcadeau voor Tom gekocht?
- Hebben jullie dit jaar een kerstcadeau voor Tom gekocht?
- Heb je dit jaar een kerstcadeau van Tom gekregen?
- Hebt u dit jaar een kerstcadeau van Tom gekregen?
- Hebben jullie dit jaar een kerstcadeau van Tom gekregen?
Tom kocht Maria een kerstcadeau.
Mijn oom gaf hem een geschenk.
- Bedankt voor het cadeau dat je mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat u mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat jullie mijn zoon hebben gegeven.
Tom kocht Maria een mooi kerstcadeau.
Tom heeft een kerstcadeau voor zichzelf gekocht.
Ik kocht ze elk een cadeau.
Hij gaf mij een aardig kerstcadeau.
- Mijn grootvader heeft mij iets gegeven voor mijn verjaardag.
- Mijn grootvader gaf me een verjaardagscadeautje.
Dit is een kerstcadeau van hem.
Deze pop is een geschenk van mijn tante.
Deze pop is een geschenk van mijn tante.
Ik zou hem graag een cadeau voor zijn verjaardag willen geven.
Mijn tante heeft mij een verjaardagsgeschenk gestuurd.
Ik heb een mooi kerstcadeau voor haar gekocht.
Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.
- Dit was een kerstcadeau van Tom.
- Dit was een kerstcadeautje van Tom.
Een paar oorbellen is een leuk cadeau voor haar.
Tom verwachtte zo'n mooi cadeau niet van Mary.
- Wat is het beste kerstcadeau dat je ooit hebt gekregen?
- Wat is het beste kerstcadeau dat u ooit hebt gekregen?
- Wat is het beste kerstcadeau dat jullie ooit hebben gekregen?