Examples of using "Lavora" in a sentence and their dutch translations:
- Ze werkt hard.
- Zij werkt hard.
Hij werkt veel.
Waar werkt hij?
Hij werkt.
Voor wie werkt hij?
Hij werkt in het laboratorium.
Hij werkt altijd hard.
Hij werkt 's nachts.
Ze werkt erg hard.
Hij werkt nauwelijks.
Zij werkt op school.
Tom werkt.
Werkt u hier?
Tom breit.
- Tom werkt dichtbij.
- Tom werkt in de buurt.
Hij werkt bij een bank.
- Ze werkt bij een bank.
- Hij werkt op een bank.
Hij werkt in een fabriek.
Werk je?
Hij werkt zelden.
Werkt ze in de keuken?
Wie werkt vanavond?
Lantier werkt niet.
Zij werkt in België.
Werk je?
John werkt hard.
Tom werkt hard.
Tom werkt te veel.
Werk!
Waarom werkt Tom?
Voor wie werkt hij?
Is dit waar je moeder werkt?
Hij werkt als gondelier in Venetië.
Hij werkt in een callcenter.
Mijn broer werkt bij een bank.
- Hoe snel werkt Tom toch!
- Je moet zien hoe snel Tom werkt!
Hij werkt de hele nacht.
Hier werkt mijn vader.
Tom werkt in Boston.
Ik weet waar Tom werkt.
Tom werkt niet meer.
Tom werkt voor de FBI.
Hij werkt bij een bank.
Tom werkt alleen.
Ze werkt bij een bank.
Werkt Tom voor Mary?
Werkt Tom in Boston?
Tom werkt in Australië.
- Waar werkt je vader?
- Waar werkt jouw vader?
- Mary werkt als kassamedewerkster.
- Mary werkt als caissière.
Tom werkt nu op een bank.
Hij werkt op het gebied van biologie.
Waarom werkt Tom thuis?
Tom werkt in een fabriek.
Hij werkt acht uur per dag.
Tom werkt voor de Australische ambassade.
Roger werkt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
Mijn broer werkt in Frankrijk.
Tom werkt bij een bank.
- Tom is aan het werken.
- Tom werkt.
Tom werkt altijd.
Tom werkt in een pizzeria.
Tom werkt in een museum.
Tom werkt met Maria, nietwaar?
Tom werkt voor een Italiaans bedrijf.
- Tom werkt in een dichtbij hospitaal.
- Tom werkt in een ziekenhuis hier vlakbij.
Hij slaapt overdag en werkt 's nachts.
Je werkt hard.
Waar werk je?
Werkt u hier?
- Roger werkt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
- Roger werkt van 's morgens tot 's avonds.
Werk langzaam.
Mijn vader werkt bij een bank.
Mijn broer werkt bij een bank.
Mijn vader werkt voor een fabriek.
Mijn zus werkt niet in Parijs.
Tom woont en werkt in Boston.
Zijn hele familie werkt op een boerderij.
- Jullie werken te veel!
- Je werkt te veel.
- U werkt te veel.
- Jullie werken te veel.
- Er wordt in Taiwan hard gewerkt.
- De mensen in Taiwan werken hard.