Translation of "Zimmermann" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Zimmermann" in a sentence and their dutch translations:

Tom war Zimmermann.

Thomas was een timmerman.

Ich bin Zimmermann.

Ik ben een timmerman.

Jesus war ein Zimmermann.

Jezus was een timmerman.

Sein Vater war Zimmermann.

Zijn vader was timmerman.

Mein Großvater ist Zimmermann.

- Mijn grootvader is schrijnwerker.
- Mijn grootvader is timmerman.

Er ist ein guter Zimmermann.

Hij is een goede timmerman.

Tom ist ein geschickter Zimmermann.

Tom is een bekwame timmerman.

- Tom ist Zimmermann.
- Tom ist Tischler.

Tom is een timmerman.

- Ich bin Zimmermann.
- Ich bin Tischler.

Ik ben een timmerman.

Ein Zimmermann ist jemand, der Holz bearbeitet.

Een timmerman is iemand die met hout werkt.

Es fehlte nicht viel und ich wäre Zimmermann geworden.

Het scheelde niet veel of ik was timmerman geworden.

- Ich wäre beinahe Zimmermann geworden.
- Ich wäre beinahe Schreiner geworden.

- Het scheelde niet veel of ik was timmerman geworden.
- Ik werd bijna timmerman.
- Ik was bijna timmerman geworden.

- Tom ist ein guter Zimmermann.
- Tom ist ein guter Tischler.

Tom is een goede timmerman.