Translation of "Zögerte" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Zögerte" in a sentence and their dutch translations:

Tom zögerte.

Tom twijfelde.

Er zögerte eine Weile.

Hij aarzelde een tijdje.

Er zögerte einen Moment lang.

Hij twijfelde even.

Er zögerte, bevor er antwortete.

- Hij weifelde voordat hij antwoordde.
- Hij aarzelde voordat hij antwoordde.

- Ich zögerte.
- Ich habe gezögert.

- Ik twijfelde.
- Ik had mijn twijfels.
- Ik aarzelde.

Tom zögerte einen Moment bevor er antwortete.

Tom aarzelde een ogenblik voor hij antwoord gaf.

- Er zögerte einen Moment lang.
- Er zweifelte kurz.

Hij twijfelde even.

- Er zögerte, bevor er antwortete.
- Er antwortete zögerlich.

Hij weifelde voordat hij antwoordde.

Er zögerte den Bruchteil einer Sekunde zu lang.

Hij aarzelde een fractie van een seconde te lang.

Er zögerte, ob er an dem Treffen teilnehmen sollte.

Hij aarzelde om deel te nemen aan de vergadering.