Examples of using "Unrecht" in a sentence and their dutch translations:
Je vergist je waarschijnlijk.
- Ze heeft ongelijk.
- Hij heeft ongelijk.
- Tom heeft het mis.
- Tom heeft ongelijk.
- Ik was fout.
- Ik had ongelijk.
- Ik zat verkeerd.
Ze hebben het mis.
- De afwezigen hebben altijd ongelijk.
- Afwezigen hebben altijd ongelijk.
Gestolen goed gedijt niet.
- Tom zegt dat Mary het mis heeft.
- Tom zegt dat Mary ongelijk heeft.
- Tom zegt dat Mary zich vergist.
- Tom zegt dat Mary fout zit.
- De afwezigen hebben altijd ongelijk.
- Afwezigen hebben altijd ongelijk.
Misschien had ik het mis.
Ge hebt geen ongelijk.
Marie heeft geen ongelijk.
- Ik werd vals beschuldigd.
- Ik werd ten onrechte beschuldigd.
- Heb ik het mis?
- Heb ik het fout?
Ze heeft ongelijk.
- Ze hebben het mis.
- Ze zitten ernaast.
- Zij hebben het mis.
- Zij zitten ernaast.
Ik weet dat ik ongelijk heb.
- Heb ik het mis?
- Heb ik het fout?
Ik wou dat ik het mis had.
- Tom heeft het mis.
- Tom heeft ongelijk.
- Tom had ongelijk.
- Tom had het mis.
Misschien hebben wij allebei ongelijk.
Ik geef toe, ik had het mis.
Hij heeft toegegeven ongelijk gehad te hebben.
Ik was fout.
Stelen is verkeerd.
Misschien had Tom niet gelijk.
Misschien had ik het mis.
Heb ik het mis?
Het vereist veel moed, toe te geven dat men ongelijk heeft.
- Ik weet hoe moeilijk het voor u is toe te geven dat u zich vergist.
- Ik weet hoe moeilijk het voor jullie is toe te geven dat jullie zich vergissen.
Tom was ten onrechte veroordeeld tot levenslang. De gerechtelijke dwaling werd pas na vijftien jaar ontdekt.
- Ik weet hoe moeilijk het voor jou is toe te geven dat je je vergist.
- Ik weet hoe moeilijk het voor u is toe te geven dat u zich vergist.
- Ik weet hoe moeilijk het voor jullie is toe te geven dat jullie zich vergissen.
Tom zal niet toegeven dat hij ongelijk had.
Ik had ongelijk.