Examples of using "Stört" in a sentence and their dutch translations:
- Kan het iemand iets schelen?
- Doet het iemand wat?
- Maakt het iemand uit?
- Geeft iemand erom?
- Interesseert het iemand?
Dit lawaai stoort.
Tom verveelt Maria.
Het lawaai stoort me.
Vind je het erg als ik rook?
Vind je het erg als ik rook?
Vind je het erg als ik rook?
- Vind je het erg als ik rook?
- Vinden jullie het erg als ik rook?
Het is erg vervelend.
- Tom valt Maria lastig.
- Tom stoort Maria.
Vindt u het erg als ik de radio aandoe?
Stoort het u als ik hier rook?
Dit lawaai stoort.
Vindt u het erg als ik de radio aandoe?
Vind je het erg als ik het raam even opendoe?
Stoort het je, als ik de deur opendoe?
Dit ergert me.
Stoort het u, als ik de deur opendoe?
Ik hoop dat het je niet uitmaakt, dat ik je enkele adviezen geef.
Mij om het even.
- Het maakt me niet uit.
- Ik vind het niet erg.
Vind je het goed als ik de deur opendoe?