Examples of using "Kuh" in a sentence and their dutch translations:
Wij molken de koe.
Wij molken de koe.
Mary heeft de koe gemolken.
De koe eet gras.
- Tom melkt de koe.
- Tom is de koe aan het melken.
Tom melkte de koe.
Ik heb een koe.
Wij molken de koe.
Hij molk de koe.
Zij molk de koe.
Waar is de koe?
De koe eet gras.
De koe geeft ons melk.
Mary heeft de koe gemolken.
Hoe melk je een koe?
Een koe, misschien. Dat stinkt.
De koe voorziet ons van melk.
Onze koe geeft ons geen melk.
Ik leerde hoe ik een koe moest melken.
Koeien geven melk.
Tom weet hoe hij een koe moet melken.
- Ik heb nog nooit een echte koe gezien.
- Tot nu toe heb ik nog nooit een echte koe gezien.
- Ik heb nog nooit een koe in het echt gezien.
Ik heb nog nooit een echte koe gezien.
Het afgezonderde vrouwtje heeft haar strijd met de leeuwen verloren.
Ik heb zoveel honger dat ik een koe kon opeten.
Men kan niet de koe verkopen en de melk behouden.
Men kan niet en de koe verkopen en de melk drinken.
Onder leiding van het oudste vrouwtje houdt de kudde de kleintjes in beweging.
Vliegt hoog de koe en laag het kind, dan is dat wel een wervelwind.
Hij is voor geen rede vatbaar.
De koe loeit, de haan kraait, het varken knort, de eend kwaakt en de kat miauwt.
De koe zegt "boe", de haan zegt "kukelekuu", het varken zegt "knor", de eend zegt "kwak" en de kat zegt "miauw".
- Als ik het alfabet kon herschikken, dan zette ik nog steeds T voor U.
- Als ik het alfabet een nieuwe volgorde kon geven, zou ik de letters U en I naast elkaar zetten.
- Het is nooit te laat om te leren.
- Niemand is te oud om te leren.
- Je bent nooit te oud om te leren.
- Men is nooit te oud om te leren.