Examples of using "Gebacken" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.
Zij heeft koekjes gebakken.
- Ze bakte brood.
- Ze heeft brood gebakken.
Zij heeft een appeltaart gebakken.
Kate heeft een appeltaart gebakken.
als ons iets niet lukt.
Keno heeft koekjes voor Tom gebakken.
De pizza werd in een houtoven gebakken.
Mamma had een taart voor mijn verjaardag gebakken.
Mamma heeft voor mijn verjaardag een cake gebakken.
Tom heeft drie taarten gebakken.
Wie heeft dit gebak gemaakt?
Ze heeft voor mij een cake gebakken.
Zij heeft een taart gebakken.
- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.
Jij was het niet die de cake hebt gegeten die ik heb gemaakt, het was je zus.