Examples of using "Fuhr" in a sentence and their dutch translations:
Tom reed.
- Ik begon.
- Ik startte op.
- Tom deinsde terug.
- Tom heeft teruggedeinsd.
Ik ben naar Rome gereden.
Tom ging naar Maria toe.
Hij reisde met de metro.
Ik reed.
Tom reed.
- Wie was de bestuurder?
- Wie was aan het rijden?
- Tom is blijven doorpraten.
- Tom bleef doorpraten.
De trein vertrok op tijd.
Hij ging met de auto naar Boston.
Onze trein reed door een lange tunnel.
Onze boot volgde een school vissen.
Hij is op de fiets gegaan.
Hij was zo vriendelijk om me een lift naar het station te geven.
- De auto crashte tegen de muur.
- De auto reed tegen de muur.
- De auto botste tegen de muur.
De auto raakte een telefoonpaal.
- Hij is weggereden met zijn moeder.
- Hij ging weg met zijn moeder.
De pastor ging met de fiets.
Ze stapte op haar fiets en reed weg.
Zij stapte in de auto en reed weg.
Hij stapte de auto in en reed weg.
In de zomervakantie ging ik naar Bali.
Het schip voer onder de brug door.
Tom nam een taxi naar het ziekenhuis.
De prinses reed in een gouden koets.
Ze is met de bus naar Chicago gegaan.
liet ik mijn vinger langs de woorden glijden.
De vorige winter ben ik naar Canada gaan skiën.
De trein ging 500 mijl per uur.
Ze stapte op haar fiets en reed weg.
Ze stapte op haar motor en reed weg.
Toen hij aankwam, reed de bus net weg.
Tom stapte op zijn fiets en reed weg.
Tom voer met een rubberboot op de rivier.
Ik reed de hele dag met mijn auto.
Ik reed 120 kilometer per uur toen de politie mij aanhield.
Tom ging naar Maria's huis.
De sneltrein reed zo snel voorbij, dat we hem nauwelijks zagen.
De zoon reed naar de stad om een lijkkist te kopen.
De trein ging door een tunnel.
Tom ging eergisteren naar Boston.
Een vrachtwagen heeft de hond aangereden.
Hij reed net met zijn fiets voorbij toen hij om hulp hoorde roepen.
Toen ik in Rome woonde, nam ik elke dag de metro.
Hij is op de fiets gegaan.
Ze nam de taxi naar het museum.
Ze bleef verhalen over dieren schrijven.
Ik ging per trein naar Boston.
- Hij reed met de vrachtwagen naar Dallas.
- Hij reed de truck naar Dallas.
- Ik ging met de taxi naar het vliegveld.
- Ik ben met de taxi naar het vliegveld gegaan.
Hij ging naar school per auto.
Ze is met de bus naar Chicago gegaan.
Ze nam de taxi naar het museum.
Het schip voer de Amerikaanse vlag.
De vorige winter ben ik naar Canada gaan skiën.