Translation of "Bohnen" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Bohnen" in a sentence and their dutch translations:

Ich hasse Bohnen.

Ik haat bonen.

Ich mag Bohnen.

- Ik hou van bonen.
- Ik hou van boontjes.

Wer isst gerne Bohnen?

Wie eet graag bonen?

- Ich mag gerne Bohnen mit Reis essen.
- Ich esse gerne Bohnen mit Reis.

- Ik houd ervan om rijst met bonen te eten.
- Ik hou van rijst met bonen.

Ich pflanze Bohnen in meinem Garten.

Ik plant bonen in mijn tuin.

Tom isst oft Bohnen, Reis, Kartoffeln oder Nudeln.

Tom eet vaak bonen, rijst, aardappelen of pasta.

Wir kaufen ein Kilo grüne Bohnen, zwei Kilo Kartoffeln, einen Salat, ein halbes Kilogramm Tomaten und zwei Gurken.

We kopen een kilo sperziebonen, twee kilo aardappelen, een krop sla, een halve kilo tomaten en twee komkommers.

Mein neuer Dosenöffner ist kräftiger als mein alter, also wird es hoffentlich nicht mehr 2 Minuten dauern, bis ich an meine Bohnen komme.

Mijn nieuwe blikopener is steviger dan de oude, dus hopelijk duurt het geen 2 minuten meer om bij mijn bonen te raken.