Examples of using "Voiture " in a sentence and their dutch translations:
Heb je een auto?
- Is dit uw auto?
- Is deze auto van jou?
Is dat jouw auto?
Is dat jouw auto?
Waar is mijn auto?
Is deze auto van jou?
Kunt u autorijden?
- Van wie is die auto?
- Wiens auto is dat?
Kun je autorijden?
Mag ik uw auto lenen?
Kunt u autorijden?
- Van wie is die auto?
- Wiens auto is dat?
- Mag ik uw auto lenen?
- Mag ik je auto lenen?
- Mag ik jullie auto lenen?
Is dit uw auto?
Weten jullie van wie deze auto is?
Waar heb ik mijn auto geparkeerd?
Heb je een auto?
Gaat ge met de trein of per auto?
Kunt u autorijden?
Is hij de eigenaar van die auto?
Is dat een bus of een auto?
Weten jullie van wie deze auto is?
Zullen we lopen of met de auto gaan?
Heb je een auto?
Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Heb je al winterbanden op je auto?
- Kunt gij autorijden?
- Kunt u autorijden?
- Kan je rijden?
- Kan u rijden?
Heb je een auto?
Kunt u autorijden?
Wat? Kun je nog steeds niet autorijden?
- Heb je een auto?
- Hebben jullie een auto?
Kan uw broer autorijden?
- Zullen we lopen of met de auto gaan?
- Zullen we lopen of nemen we de auto?
- Kunt u autorijden?
- Kun je autorijden?
- Heb je een auto?
- Hebben jullie een auto?