Translation of "Triché" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Triché" in a sentence and their dutch translations:

- Tu as triché.
- Vous avez triché.

- Je speelde vals.
- U speelde vals.
- Jullie speelden vals.
- Je hebt valsgespeeld.
- U heeft valsgespeeld.
- Jullie hebben valsgespeeld.
- Je bent vreemdgegaan.
- U bent vreemdgegaan.
- Jullie zijn vreemdgegaan.
- Je ging vreemd.
- U ging vreemd.
- Jullie gingen vreemd.

Qui a triché ?

Wie heeft er vals gespeeld?

Il a triché.

Hij heeft vals gespeeld.

- Personne n'a triché.
- Personne ne tricha.

Niemand speelde vals.

Et en 2010, j'ai triché à un examen de français.

En in 2010 heb ik op een test Frans valsgespeeld.