Examples of using "Musulman" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben moslim.
- Tom is moslim.
- Tom is een moslim.
Ik ben moslim.
Weet je dat Tom een moslim is?
Ik ben moslim.
Ik ben moslim.
Want of we nu christen zijn, moslim, jood, atheïst,
- Klopt het dat je een moslim wilt worden?
- Is het waar dat je een moslim wilt worden?
- Klopt het dat je moslim wilt worden?