Examples of using "Chiens" in a sentence and their dutch translations:
De honden blaffen.
Honden verboden.
Door honden gebeten honden, bijten.
Honden kunnen zwemmen.
Ik haat honden.
Deze honden zijn groot.
Tom traint honden.
Ik heb drie honden.
Ik hou van honden.
Ik hou van honden.
De honden blaffen.
Tom haat honden.
Ze heeft veel honden.
Hij heeft twee honden.
- Ik heb schrik van honden.
- Ik ben bang voor honden.
De honden zijn nat.
Deze honden zijn groot.
Ge hebt vier honden.
Honden kunnen zwemmen.
Honden zijn trouw.
Honden zijn slim.
De honden zijn wit.
Tom houdt van honden.
Ik hou echt van honden.
Mijn honden zijn wit.
Tom heeft drie honden.
Deze honden zijn groot.
Tom traint honden.
Blaffen honden?
Tom heeft angst voor grote honden.
Ben je niet bang voor honden?
Hondevoer is duur.
Een van de honden leeft nog.
Tom houdt niet van honden.
Hij is bang voor honden.
Alle honden zijn trouw.
Ik ben allergisch voor honden.
Alle honden zijn levend.
- Tom heeft nog drie honden.
- Tom heeft drie andere honden.
Mensen houden van honden.
Ze houdt veel van honden.
Honden haten katten.
Bijna alle honden zijn levend.
Hij is erg bang van honden.
Blaffende honden bijten niet.
Hou je van honden of van katten?
Hij heeft een kat en twee honden.
Ik hou zowel van honden als van katten.
De honden blaffen, de karavaan trekt verder.
Blindenhonden helpen blinde mensen.
Ik heb liever katten dan honden.
Zij heeft heel veel schrik van honden.
Hij is erg bang van honden.