Translation of "Ambulance" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Ambulance" in a sentence and their dutch translations:

- Appelez une ambulance.
- Appelle une ambulance.

- Bel een ziekenwagen.
- Bel een ambulance.

Appelle une ambulance.

Bel een ziekenwagen.

Appelez une ambulance.

Bel een ziekenwagen.

- Tu as besoin d'une ambulance.
- Vous avez besoin d'une ambulance.

U hebt een ziekenwagen nodig.

J'ai besoin d'une ambulance.

- Ik heb een ambulance nodig.
- Ik heb een ziekenwagen nodig.

Nous avons besoin d'une ambulance.

- We hebben een ambulance nodig.
- We hebben een ziekenwagen nodig.

Devrais-je appeler une ambulance ?

- Zal ik een ambulance opbellen?
- Zal ik een ziekenwagen bellen?
- Zal ik een ambulance bellen?

Qui est arrivée ici en ambulance,

is binnengebracht door een ambulance,

Appelez une ambulance s'il vous plait.

- Bel alstublieft een ziekenwagen.
- Belt u alstublieft een ziekenwagen.

Veuillez attendre, car vous serez transporté chez vous en ambulance.

Wacht even, ge wordt naar huis gevoerd met de ziekenwagen.

- Les blessés arrivèrent en ambulance.
- Les blessés arrivaient dans des ambulances.

De gewonden kwamen met ziekenwagens aan.