Examples of using "Menee" in a sentence and their dutch translations:
Ze gaat zelden uit.
Ze gaat te voet naar school.
- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?
Hoe gaat het met je vrouw?
Greta gaat naar de ambassade.
Hoe gaat het op school?
Hoe gaat het met Tom?
Mike gaat met de bus naar school.
Mijn dochter gaat in juni trouwen.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
Hoe gaat het ermee?
- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?
Ze gaat zelden uit.
Hoe gaat het op school?
Tom gaat te voet naar school.
...maar het duurt even om terug te gaan om water te halen.
Masako gaat gewoonlijk te voet naar school.
- Welke trein gaat naar het centrum?
- Welke trein gaat naar het stadscentrum?
Tom is het type persoon dat een kat een kat noemt.
Tom trouwt volgende maand.
Mijn familie gaat elke winter skiën.
Mijn vader gaat soms naar het buitenland.
Ze gaat.
- Goedenavond, alles OK?
- Goedenavond, alles goed?
Goedenavond, hoe maakt u het?
Ik voel waar het gat heen gaat. O, man.
Hoe gaat het, Tom?
Af en toe gaat hij naar Tokio voor zijn werk.
Mijn rijbewijs verloopt eind deze maand.
Hoe gaat het met Tom?
Zo gewonnen, zo geronnen.
- Hoe gaat het met je vrouw?
- Hoe gaat het met uw echtgenote?
Ik denk dat dat tijd zal nodig hebben.
Ik vraag me af hoelang het gaat duren.
Daar is een auto. Ik wil hem niet missen.
Goedemorgen. Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
Hoe lang gaat dit nog duren?
Probeer hem te vangen voor hij het gat in gaat.
- Hoe gaat het ermee?
- Wat is er gaande?
- Alles goed?
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.
Goedenavond, hoe maakt u het?
Goeienavond, hoe gaat het ermee?
Wanneer vertrekt de laatste trein?
Hé, hoe gaat het met je?
Excuseer, wat voor wachtrij is dit?
Rot op!
Als Tom gaat, dan ga ik ook.
Ik ben in orde, dank je.
Tom is goed.
Ga weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Wegwezen!
- Tom is in orde.
- Tom is oké.
- Met Tom gaat het goed.
- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het met je?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe gaat het met u?
- Hoe gaat het met jullie?
- "Hoe gaat het met u?" "Met mij alles goed, dank u."
- "Hoe gaat het?" "Goed, dank je."
Het gaat goed met Tom.
- Rot op.
- Wegwezen.
- Donder op.
- Hoepel op.
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Wegwezen!
- Rot op.
- Donder op.