Examples of using "Unbelievable" in a sentence and their dutch translations:
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
- Ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
Ongelooflijk!
- Niet te geloven!
- Ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
- Niet te geloven!
- Ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
- Ongelofelijk!
- Wow, ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
- Niet te geloven!
- Ongelofelijk!
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
- Ongelofelijk!
Het is ongelofelijk.
Dit is ongelooflijk.
Dit is niet te geloven.
- Niet te geloven!
- Ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
- Onvoorstelbaar!
- Ondenkbaar!
- Ongelooflijk, hè?
- Ongelooflijk, nietwaar?
- Ongelooflijk, toch?
Dit is ongelooflijk.
Ongelooflijk.
Je bent ongelofelijk!
Het is ongelooflijk!
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
- Dit is niet te geloven.
Dit is ongelooflijk.
Dit is niet te geloven.
Dit is een ongelooflijke dag.
Je bent ongelofelijk!
- Mijn tand deed ongelofelijk pijn.
- Mijn tand doet ongelofelijk pijn.
Hij vertelde mij een heel ongeloofwaardig verhaal.
- Niet te geloven!
- Ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
Je bent ongelofelijk!