Translation of "Smell" in Dutch

- What's this smell?
- What's that smell?
- What is that smell?

Wat is deze geur?

Smell this.

Ruik dit.

- What's this smell?
- What is that smell?

Wat is deze geur?

- I can smell smoke.
- I smell smoke.

Ik ruik rook.

- Do you smell something?
- Do you smell anything?

Ruik jij iets?

- The roses smell nice.
- The roses smell good.

De rozen ruiken lekker.

- The lilies smell sweet.
- The lilies smell good.

Lelies ruiken zoet.

- Money does not smell.
- Money has no smell.

Geld stinkt niet.

Lilies smell sweet.

Lelies ruiken zoet.

Roses smell sweet.

Rozen ruiken zoet.

What's this smell?

Wat is deze geur?

I smell blood.

Ik ruik bloed.

Smell this flower.

Ruik deze bloem.

You smell good.

Je ruikt lekker.

I smell gas.

Ik ruik gas.

I smell smoke.

Ik ruik rook.

I smell coffee.

Ik ruik koffie.

You smell awful.

Je stinkt.

I smell bacon.

Ik ruik spek.

Can birds smell?

Kunnen vogels ruiken?

Please smell this.

- Ruik dit alsjeblieft.
- Ruik dit alstublieft.

They smell bad.

- Ze ruiken slecht.
- Zij ruiken slecht.
- Ze stinken.
- Zij stinken.

- His clothes always smell bad.
- Her clothes always smell bad.
- Your clothes always smell bad.

- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.
- Uw kleding stinkt altijd.

She can smell it.

Ze kan het ruiken.

Money does not smell.

Geld stinkt niet.

Do you smell that?

Ruik je dat?

Can you smell it?

Kan je het ruiken?

Can you smell that?

Kun je dat ruiken?

Does anybody smell smoke?

Ruikt er iemand rook?

The socks smell bad.

De sokken stinken.

What is that smell?

Wat is deze geur?

The roses smell good.

De rozen ruiken lekker.

Do you smell smoke?

- Ruik je rook?
- Ruikt u rook?
- Ruiken jullie rook?

Doesn't that smell good?

Ruikt dat niet lekker?

I can smell flowers.

Ik kan bloemen ruiken.

I can smell smoke.

Ik ruik rook.

Do I smell bacon?

Ruik ik spek?

The smell was unbearable.

De geur was onuitstaanbaar.

You smell like shit.

Je ruikt naar kak.

The smell is unbearable.

De geur is onverdraaglijk.

Do you smell something?

Ruik jij iets?

You smell like chocolate.

- Je ruikt naar chocolade.
- U ruikt naar chocolade.
- Jullie ruiken naar chocolade.

- That flower has a powerful smell.
- That flower has a strong smell.

Die bloem ruikt sterk.

Is it the intense smell?

Is het de intense geur?

Through sight, smell and echolocation,

Met behulp van zicht, geur en echolocatie...

Don't you smell something unusual?

Ruik je niets vreemds?

His clothes always smell bad.

- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.

- Take a whiff.
- Smell it.

Ruik eens.

Do you guys smell something?

Ruiken jullie iets?

Do you smell something burning?

Ruikt het niet ietwat verbrand?

Which flower did she smell?

Aan welke bloem rook ze?

Do you smell something strange?

Ruik je iets raars?

Smell what's in this bottle.

Ruik eens wat in deze fles zit.

He could smell her perfume.

Hij kon haar parfum ruiken.

Koala bears smell like eucalyptus.

Koala's ruiken naar eucalyptus.

"Doesn't that smell fantastic?" "Yeah!"

"Ruik jij ook die heerlijke geur?" "Ja, hè?"

I smell something burning, Mother.

- Moeder, er ruikt iets aangebrand.
- Moeder, er riekt iets aangebrand.

You smell like fried potatoes.

- Je ruikt naar gefrituurde aardappelen.
- U ruikt naar gefrituurde aardappelen.
- Jullie ruiken naar gefrituurde aardappelen.

Tom could smell Mary's perfume.

Tom kon Maria's parfum ruiken.

Her clothes always smell bad.

Haar kleding stinkt altijd.

Your clothes always smell bad.

- Jouw kleding stinkt altijd.
- Uw kleding stinkt altijd.

That flower has a strong smell.

Die bloem ruikt sterk.

This milk has a peculiar smell.

Deze melk heeft een herkenbare geur.

Are you saying I smell bad?

Zeg je nou dat ik stink?

I hate the smell of garlic.

Ik haat de geur van knoflook.

I've lost my sense of smell.

Ik ben mijn reukvermogen kwijt.

She could smell his cheap cologne.

Ze kon zijn goedkope eau de cologne ruiken.

The smell wafted through the air.

De geur zweefde door de lucht.

- I do not like the smell of garlic.
- I don't like the smell of garlic.

- Ik haat de geur van knoflook.
- Ik hou niet van de geur van knoflook.

The smell of roses filled the room.

De geur van rozen vulde de kamer.